De feiten
Een vrouw treedt in 1985 in dienst bij de Rabobank. De afdeling Crisismanagement en Fraudebestrijding (hierna: C&F) van Rabobank Nederland interviewt de vrouw in 1995 in het kader van een onderzoek naar een fraudeincident. Opzettelijke betrokkenheid van de vrouw bij de fraude kan niet worden vastgesteld en er wordt geen ontslagprocedure gestart.
In 2005 komt er een anoniem telefoontje binnen bij de bank dat de vrouw contacten zou onderhouden met een crimineel en voor hem grote sommen geld zou wegsluizen. De melding, het onderzoek en de uitkomst daarvan worden opgenomen in het incidentenregister van de afdeling C&F.
Tot 2006 is de vrouw in dienst bij de Rabobank Utrecht als risico- en procescontroller. De afdeling C&F stelt Rabobank Utrecht op de hoogte van de melding en de uitkomst van het onderzoek. In 2006 zegt zij haar dienstverband op en solliciteert bij Rabobank Bergeijk. De directie van die vestiging doet navraag bij de Rabobank Utrecht en wijst de vrouw af. Op basis van de door de Utrechtse vestiging verstrekte informatie over het onderzoek twijfelt de vestiging aan de betrouwbaarheid van de vrouw.
De vrouw werkt tot en met 2009 bij twee andere bedrijven. Een opdrachtgever van één van die werkgevers, SNS, doet onderzoek naar de vrouw en geeft op basis van referenties die zijn ingewonnen bij de Rabobank een negatief pre-employmentscreeningsadvies.
In augustus 2009 komt de vrouw met Rabobank Valkenswaard overeen dat zij in dienst zal treden als controller, onder voorbehoud van ontvangst van een verklaring van betrouwbaarheid van vorige werkgevers. Het laatste verzoek berust volgens de bank op een wettelijke verplichting. De bank wijst de vrouw uiteindelijk af, vanwege de referenties.
De vrouw stapt vervolgens naar de rechter en vordert schadevergoeding van de Rabobank. Ze is van mening dat ze schade heeft geleden doordat de bank tot drie keer toe een potentiële werkgever naar aanleiding van een screening heeft verteld over het interne onderzoek, wat steeds heeft geleid tot een afwijzing.
Oordeel rechter
De rechter beoordeelt het handelen van de bank als onrechtmatig. De schadevergoeding moet in een aparte schadestaatprocedure worden vastgesteld.
Overwegingen van de rechter
De rechter overweegt dat een werkgever bij een refentienavraag verplicht is om een waarheidsgetrouw beeld te verstrekken van die werknemer. In de bancaire sector is de integriteitscontrole en de verplichting om integriteitsschendingen aan derden te melden gereguleerd. Uit deze regelingen volgt een verplichting om integriteitsschendingen of -risico’s te melden aan (potentiële) nieuwe werkgevers. Geen van de regelingen bevat echter een plicht om melding te maken van een onderzoek waarin geconcludeerd is dat er geen sprake is van een integriteitsrisico.
De werkgever moet dan ook altijd per geval afwegen of het melden van een integriteitsonderzoek en de uitkomst daarvan noodzakelijk is.
De rechter stelt verder dat het algemeen bekend is dat alleen al de melding dat er een integriteitsonderzoek heeft plaatsgevonden, een negatieve referentie is, ook als de uitkomst van het onderzoek niet belastend was. Omdat de integriteitsonderzoeken door een overkoepelende organisatie zijn gedaan, moest de individuele bank extra voorzichtig zijn met het doen van mededelingen over deze onderzoeken. De bank had meteen moeten verwijzen naar het register.
Rechtbank Almelo, 1 februari 2012, LJN: BW0981.
Gevolgen voor de praktijk
Als een potentiële nieuwe werkgever informeert naar een (voormalige) werknemer, dan bent u als werkgever verplicht om een waarheidsgetrouw beeld van de werknemer te geven. Het is echter niet zo dat u alles omtrent de werknemer moet melden. Een onderzoek met een voor de werknemer ontlastende of niet belastende uitkomst hoeft u blijkens deze uitspraak niet te melden (tenzij interne of externe regelingen u hiertoe verplichten). Het melden van zo’n onderzoek kan er zelfs toe leiden dat u onrechtmatig handelt jegens de werknemer en diens schade moet vergoeden.
Lees meer artikelen in het thema Arbeidsvoorwaarden.
Bron: Shutterstock